‘Het was leuk zonder jou, mama. Heb jij het ook fijn gehad?’ vraagt Morris.
Een week geleden stond ik in de file op de A2, op weg naar het zuiden. Stapvoets over de snelweg in de regen. Nu zit ik na te zweten van mijn maandagochtend fietstocht waarbij ik over hobbelige paadjes door de rubberplantage croste. Het is zo warm dat ik moeite heb met ademhalen. Ik zet de ventilator een standje hoger.
Roland straalde rust uit. Hij was net iets te breed voor de kist waar hij in lag. Zijn shirt met vlammend hart op de borst had hij vorige maand gedragen op een trance-party. Op zijn hand zat een sticker, zo één die je krijgt als je lief bent geweest. Hij leek te zijn getransformeerd tot een Boeddha. Op een of andere manier kalmeerde het door hem te zien. Doodgaan als je 43 bent en 3 kinderen hebt, had me naar mijn keel gegrepen.
Ik slikte. Ik pakte de hand van mijn moeder die naast me zat. U2 zong ‘One’. Het duet van Bono met Mary J. Blige was de juiste versie geweest. Op het allerlaatste moment had Ellen het toch omgeruild. We hadden samen gehuild toen we het nummer draaiden op Rolands computer.
Het leek alsof Ellen de afgelopen dagen aan het stage-diven was. Ze werd omhoog gehouden door 400 paar handen. Het maakte me gelukkig door er deel van uit te kunnen maken.
Acht jarige zoon Dion danste op Airwave van Rank 1, het laatste nummer van de uitvaart. Hij deed wat ik wilde doen. Ik stond stil voor de kist sloot mijn ogen en bedankte Roland.
‘We’ve got to carry each other. Carry each other.’