Een stuk verderop ligt met Hyams
Beach, benoemd door The Guinness Book of Records als het strand met het witste zand
van de wereld. We hebben al heel wat stranden gezien, maar dit is inderdaad
verblindend mooi. Als in dit paradijs onze drie beginnen te jengelen, besluiten
verder te gaan. Het ligt slechts 200 km van ons huis af, wellicht keren we ooit
terug, just the two of us....
Een man komt hijgend aangelopen. Zijn natte T-shirt plakt aan z’n buik, z’n
broek is nat alsof hij er in geplast heeft. ‘Ik vaar al vanaf mijn achtste,
maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Het koste me een uur om terug te komen.’
Hij is zichtbaar opgelucht dat hij op vaste wal staat. We zien hoge witte
schuimkoppen. Rudi biedt een helpende hand om de boot weer op de trailer te
krijgen. Boodderee National
Park ligt ook aan Jervis Bay, er staat zo’n
windkracht 6. Naast de kleine boot zitten twee mannen als kleine jongens, blij
dat ze het overleefd hebben.
Het is een bizar contrast met het strandje verderop aan dezelfde baai waar
onze drie met boogieboards onder de arm
zonder probleem het heldere water in kunnen. Achter ons de bush met een knal blauwe lucht. Rudi maakt nog een extra
wandeling. Eigenlijk is de maximum hoeveelheid toegestane felle zon de enige
reden om deze unieke plek na een paar uur te moeten verlaten.
De weg naar Pebbly beach is er zo een
van ‘Where the bad
roads ends, the good life begins’. Murramarang National Park, waar de kangoeroes tussen de bomen en tenten lopen, en
de kookaburras ons toelachen. Hoge golven, strand en gras in een glooiend
Teletubbi-landschap. Nergens zwervend afval, wel schone toiletten en een
parkwachter bij wie we 7 dollar parkeergeld mogen betalen. De camping is vol.
We riskeren maar geen boete door illegaal te overnachten en rijden door naar Durras North.
Een meer, de zee. Een non-power plek op een
rustige eco-camping voor 75 dollar per nacht. Eco=goed(?)=prijzig. Kangoeroes huppelen
langs en gaan rustig naast de tenten en caravans liggen. Onze buurman gaat
vissen en onze kinderen gooien ook de hengel uit. Er mag vuur gestookt worden
bij de BBQ op iedere plek. ’s Avonds zien we uit de aangrenzende bush, possoms tevoorschijn komen. Als we ze
beschijnen staan ze even stil als een standbeeld. We staren naar de hemel en
wachten op sterren die vallen. Vannacht hoop ik ze te zien vanuit het dakraam
in de camper.
The Discovery Trail die in de
folder wordt aangeduid als een wandeling van 45 minuten, betekent voor ons vijven een prima tocht
van twee uur door bos en subtropisch regenwoud. We lopen over een omgevallen 30
meter lange boom. We verbazen ons als we omhoog kijken. In deze bush zijn bomen gekapt voor de bouw van de Sydney Harbour Bridge.
Farah en Lotus vinden grote platte stenen. ‘Kijk mam: een iPad. En dit is
een iPhone.’ Alle dieren verschuilen zich door het luide gechat van deze twee.
Wij zijn de enige camper op dit natuurterrein met tenten. De stacaravans
die er staan worden aangeprezen als retro en dat is het is het. We zijn los van
de wereld en terug in de tijd. De mensen zijn ook meer op zichzelf. Stug
wellicht. We vallen een beetje uit de boot.
Als we wegrijden hebben we alle vijf behoefte om luid te joelen, en harde
muziek te draaien.