zaterdag 10 maart 2012

Camper-trip part3



Een stuk verderop ligt met Hyams Beach, benoemd door The Guinness Book of Records als het strand met het witste zand van de wereld. We hebben al heel wat stranden gezien, maar dit is inderdaad verblindend mooi. Als in dit paradijs onze drie beginnen te jengelen, besluiten verder te gaan. Het ligt slechts 200 km van ons huis af, wellicht keren we ooit terug, just the two of us....


Een man komt hijgend aangelopen. Zijn natte T-shirt plakt aan z’n buik, z’n broek is nat alsof hij er in geplast heeft. ‘Ik vaar al vanaf mijn achtste, maar dit heb ik nog nooit meegemaakt. Het koste me een uur om terug te komen.’ Hij is zichtbaar opgelucht dat hij op vaste wal staat. We zien hoge witte schuimkoppen. Rudi biedt een helpende hand om de boot weer op de trailer te krijgen. Boodderee National Park ligt ook aan Jervis Bay, er staat zo’n windkracht 6. Naast de kleine boot zitten twee mannen als kleine jongens, blij dat ze het overleefd hebben. 


Het is een bizar contrast met het strandje verderop aan dezelfde baai waar onze drie met boogieboards onder de arm zonder probleem het heldere water in kunnen. Achter ons de bush met een knal blauwe lucht. Rudi maakt nog een extra wandeling. Eigenlijk is de maximum hoeveelheid toegestane felle zon de enige reden om deze unieke plek na een paar uur te moeten verlaten.


De weg naar Pebbly beach is er zo een van ‘Where the bad roads ends, the good life begins’. Murramarang National Park, waar de kangoeroes tussen de bomen en tenten lopen, en de kookaburras ons toelachen. Hoge golven, strand en gras in een glooiend Teletubbi-landschap. Nergens zwervend afval, wel schone toiletten en een parkwachter bij wie we 7 dollar parkeergeld mogen betalen. De camping is vol. We riskeren maar geen boete door illegaal te overnachten en rijden door naar Durras North.




Een meer, de zee. Een non-power plek op een rustige eco-camping voor 75 dollar per nacht. Eco=goed(?)=prijzig. Kangoeroes huppelen langs en gaan rustig naast de tenten en caravans liggen. Onze buurman gaat vissen en onze kinderen gooien ook de hengel uit. Er mag vuur gestookt worden bij de BBQ op iedere plek. ’s Avonds zien we uit de aangrenzende bush, possoms tevoorschijn komen. Als we ze beschijnen staan ze even stil als een standbeeld. We staren naar de hemel en wachten op sterren die vallen. Vannacht hoop ik ze te zien vanuit het dakraam in de camper.


The Discovery Trail die in de folder wordt aangeduid als een wandeling van 45 minuten,  betekent voor ons vijven een prima tocht van twee uur door bos en subtropisch regenwoud. We lopen over een omgevallen 30 meter lange boom. We verbazen ons als we omhoog kijken. In deze bush zijn bomen gekapt voor de bouw van de Sydney Harbour Bridge

Farah en Lotus vinden grote platte stenen. ‘Kijk mam: een iPad. En dit is een iPhone.’ Alle dieren verschuilen zich door het luide gechat van deze twee.

Wij zijn de enige camper op dit natuurterrein met tenten. De stacaravans die er staan worden aangeprezen als retro en dat is het is het. We zijn los van de wereld en terug in de tijd. De mensen zijn ook meer op zichzelf. Stug wellicht. We vallen een beetje uit de boot.

Als we wegrijden hebben we alle vijf behoefte om luid te joelen, en harde muziek te draaien.


zaterdag 3 maart 2012

Camper-trip part2



Het landschap wisselt in korte tijd. Van steile kliffen waarbij ik mijn billen dichtknijp en een centimeter opschuif tot glooiende bergen. We gaan landinwaarts, naar Kangeroo Valley. Ik zie in een flits een dode opgezwollen wombat op zijn zij liggen langs de kant van de weg. Op de verkeersborden werden we er al voor gewaarschuwd. Rudi weet dat als er één kangoeroe oversteekt, je meestal de tweede raakt. Het alpenlandschap met koeien, paarden en pittoreske boerderijen gaat over in bossen. We hebben het over Nieuwleusen en hoe het zou zijn als Rudi’s ouders hier zouden wonen. 

De dvd draait achter in op volle toeren. ‘Kleine rode tractor’, met dank aan Diana. ‘Kleine rode tractor, we gaan.’

Wij gaan voorop in de file.


De camping Glenmack Park in Kangaroo Valley doet mij mijmeren over vakanties van vroeger. Hello-ponys om te aaien en te voeren. Vrij uitzicht. Geen vaste plekken, onbeperkte keuze onder een van de bomen. Een kabbelend beekje om dammen in te bouwen. Een roestig speeltuintje en seventies midgetgolf baan en een honk waar ’s avonds een kinderfilm gekeken wordt. Alles wat je nodig hebt.

De camper naast ons staat binnen een uur ergens anders omdat onze kinderen niet echt stoppen met geluid produceren tot het bedtijd is. Vriendjes zijn zo gemaakt bij het voeren van de paarden. ‘De kleine bijt. De grote niet’, weet Lotus mij de te vertellen. En weg is ze, met fluorescerende oranje laarsjes, met haar zusje aan de hand.


De maan is vol en ik droom intens.  Bij zonsopgang denk ik in de ochtenddauw een kangoeroe te zien, maar het blijkt een BBQ te zijn. 

We laten de klaptafel staan en gaan naar de Fitzroy Falls in Yarrunga Valley, Morton National Park. Na een korte wandeling komen we aan bij het adembenemende  uitkijkpunt dat mij hoogtevrees bezorgt. Het spattende water creëert een dansende regenboog. We kunnen eindeloos ver kijken. 


De temperatuur is meer dan aangenaam, het pad is veilig, de bewegwijziging duidelijk. Een soort bushtracking die je op je hakken kunt doen. Dit is Australie.
We hebben wel meer jungletochten gedaan op andere plekken in deze wereld en heel wat zweet, bloedzuigers en muggen van ons af moeten slaan, maar hier lijk je niet te hoeven afzien. Pure schoonheid.


Onze kinderen worden –helaas- niet echt stiller van zoveel natuur. Het gezang wordt juist steeds luider. ‘Jingle Bells (Jing goes bell)...’ Farah rent vooruit. Ze is dol op verstoppen. Lotus heeft het voor elkaar gekregen dat Rudi haar op de schouders draagt. Ik loop met flinke stap door maar als ik haar dan nog steeds niet zie en naar de afgrond naast me kijk, krijg ik toch een naar gevoel, ook al staan er paaltjes voor.

‘Mamaaa’, hoor ik. Ze springt achter een boom vandaan.  We weten dat ze er zijn, maar we hebben nog geen kangoeroe gezien.


Twee  aalscholvers duiken met open bek naar boven in de dam in de Kangeroo River. Wij steken stapvoets over en weten dat kleine visjes tussen onze voeten doorschieten, recht in de bek van een van de vogels. We zwemmen in de buurt van een Aussie family waarvan de vrouw op haar man lijkt, met drie kopieën van zonen. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden.

De volgende dag kamperen we –zonder stroom, geen probleem- in Huskisson. Het strand van Jervis Bay is prachtig, goede boogieboardgolven en einde van de middag zien we dolfijnen voorbij springen. Er is nog een Nederlands gezin op het strand. We zijn de enigen die opspringen van enthousiasme. Alle Aussies blijven zitten, ze zijn het gewend/ verwend.


De volgende ochtend omarm ik bijna de man, die in zijn auto een professionele koffieautomaat heeft en de lekkerste cappuccino maakt. Kamperen anno 2012.

Hij deinst een beetje terug.


vrijdag 2 maart 2012

Camper-trip part1


Ik ben niet van de lange termijn planningen, maar vijf jaar geleden, maakten we specifiek plannen voor het jaar 2012. 

Het was een zwoele zomeravond bij café ’t Loosje op de Nieuwmarkt in Amsterdam met koud bier. We hadden net gehoord dat ik zwanger was van een tweeling en zaten bij te komen van de schrik met een lach. Tropenjaren stonden ons te wachten, met drie kleintjes. We gingen rekenen: 2012  zou het laatste jaar zijn voordat ze leerplichtig zouden zijn. De perfecte tijd voor een sabbatical.  Met  een camper. Geen gesleep met koffers of rugzakken, het hele huis bij ons.  We toosten. Het was een mooi vooruitzicht.


Vijf jaar later –de tropenjaren hebben we inmiddels achter de rug in Thailand- vraagt Morris: ‘Hoeveel kamers heeft de camper?’ ‘Wanneer gaan we ‘de camping’ ophalen?’  vraagt Farah. Joelend stappen ze in. Vertrekpunt 42 William Street,  Double Bay, Sydney.

We zijn nog geen 5 minuten van huis of Lotus kondigt aan dat ze moet poepen.
Geen sabbatical van een jaar, maar onze eerste vakantie van twee weken sinds onze aankomst in Sydney, bijna een half jaar terug. Morris wordt deze maand zes, op Australian Day. Het heeft zo moeten zijn.


The Princess Highway leidt ons naar het zuiden en we besluiten linksaf te gaan in het Royal National park, the Grand Pacific Drive te volgen. De echte bush, nog geen drie kwartier van Sydney af. De kinderen kijken ‘Mickey’s Kerstfeest’ terwijl wij tussen hoge naald- en loofbomen slingeren. Af en toe knalt het deurtje van het kastje in ‘de badkamer’ open of valt er een knuffel op de grond.

Morris kondigt aan dat hij moet overgeven. Nog net op tijd heeft hij de vuilniszak voor zich en zet Rudi het gevaarte langs de weg. Het bespaart ons twee weken in de zure lucht slapen.

Het favoriete strand van Vita bij Stanwell is prachtig. We zien een paar surfers die wel de zee in durven. Een partytent op een verlaten strand die bijna omwaait. Heerlijk om te lopen en het zand te voelen. 

Morris zit Farah te klieren met een stok. We proberen het te negeren en slaan de korrels van onze voeten als we weer instappen.


Ruli in Bulli. Onze eerste nacht op een camping, naast (of misschien wel gedeeltelijk op?) een begraafplaats. We zeggen niks tegen Morris. Zijn fascinatie met de dood bezorgt ons soms de rillingen en leidt tot filosofische uitspraken. ‘Alles in de wereld wat groeit kan dood gaan.’ ‘Hoe lang groei ik?’  

De buurman heeft the Barbie al aanstaan en zegt dat onze villa op wielen beter aan de andere kant kan staan van nummer 49 zodat we niet tegen zijn scheerlijnen aanleunen. Hij staat hier al drie weken met zijn vrouw. We nemen de Ikea plastic champagne glazen mee naar het strand en toosten op een geslaagde eerste rijdag. De kinderen die niet wilden zwemmen in zee, zijn inmiddels al nat. Ze spelen in hun ondergoed in het water tot we honger krijgen en ik achter het aanrecht kruip in ons motorhome

Ravioli staat op het menu, want zo hoort het op dag 1, he mam?