Het landschap wisselt in korte tijd. Van steile kliffen waarbij ik mijn
billen dichtknijp en een centimeter opschuif tot glooiende bergen. We gaan landinwaarts, naar Kangeroo
Valley. Ik zie in een flits een dode opgezwollen wombat op zijn zij liggen langs de kant van de weg. Op de
verkeersborden werden we er al voor gewaarschuwd. Rudi weet dat als er één
kangoeroe oversteekt, je meestal de tweede raakt. Het alpenlandschap met
koeien, paarden en pittoreske boerderijen gaat over in bossen. We hebben het over Nieuwleusen
en hoe het zou zijn als Rudi’s ouders hier zouden wonen.
De dvd draait achter
in op volle toeren. ‘Kleine rode tractor’, met dank aan Diana. ‘Kleine rode
tractor, we gaan.’
Wij gaan voorop in de file.
De camping Glenmack Park in Kangaroo Valley doet mij mijmeren over vakanties van
vroeger. Hello-ponys om te aaien en
te voeren. Vrij uitzicht. Geen vaste plekken, onbeperkte keuze onder een van de
bomen. Een kabbelend beekje om dammen in te bouwen. Een roestig speeltuintje en
seventies midgetgolf baan en een
honk waar ’s avonds een kinderfilm gekeken wordt. Alles wat je nodig hebt.
De camper naast ons staat binnen een uur ergens anders omdat onze kinderen
niet echt stoppen met geluid produceren tot het bedtijd is. Vriendjes zijn zo
gemaakt bij het voeren van de paarden. ‘De kleine bijt. De grote niet’, weet
Lotus mij de te vertellen. En weg is ze, met fluorescerende oranje laarsjes,
met haar zusje aan de hand.
De maan is vol en ik droom intens.
Bij zonsopgang denk ik in de ochtenddauw een kangoeroe te zien, maar het
blijkt een BBQ te zijn.
We laten
de klaptafel staan en gaan naar de Fitzroy
Falls in Yarrunga Valley, Morton National Park. Na een korte wandeling komen
we aan bij het adembenemende uitkijkpunt
dat mij hoogtevrees bezorgt. Het spattende water creëert een dansende
regenboog. We kunnen eindeloos ver kijken.
De temperatuur is meer dan
aangenaam, het pad is veilig, de bewegwijziging duidelijk. Een soort
bushtracking die je op je hakken kunt doen. Dit is Australie.
We hebben wel meer jungletochten gedaan op andere plekken in deze wereld en
heel wat zweet, bloedzuigers en muggen van ons af moeten slaan, maar hier lijk
je niet te hoeven afzien. Pure schoonheid.
Onze kinderen worden –helaas- niet echt stiller van zoveel natuur. Het gezang wordt juist steeds luider. ‘Jingle Bells (Jing goes bell)...’ Farah rent vooruit. Ze is dol op
verstoppen. Lotus heeft het voor elkaar gekregen dat Rudi haar op de schouders
draagt. Ik loop met flinke stap door maar als ik haar dan nog steeds niet zie
en naar de afgrond naast me kijk, krijg ik toch een naar gevoel, ook al staan
er paaltjes voor.
‘Mamaaa’, hoor ik. Ze springt achter een boom vandaan. We weten dat ze er zijn, maar we hebben
nog geen kangoeroe gezien.
Twee aalscholvers duiken met
open bek naar boven in de dam in de Kangeroo River. Wij steken
stapvoets over en weten dat kleine visjes tussen onze voeten doorschieten,
recht in de bek van een van de vogels. We zwemmen in de buurt van een Aussie family waarvan de vrouw op haar man lijkt, met
drie kopieën van zonen. Ik kan mijn ogen niet van haar afhouden.
De volgende dag kamperen we –zonder stroom, geen probleem- in Huskisson. Het strand van Jervis Bay is prachtig, goede boogieboardgolven en einde van de middag zien we dolfijnen voorbij
springen. Er is nog een Nederlands gezin op het strand. We zijn de enigen die opspringen van enthousiasme. Alle Aussies blijven zitten, ze zijn het gewend/ verwend.
De volgende ochtend omarm ik bijna de man, die in zijn auto een
professionele koffieautomaat heeft en de lekkerste cappuccino maakt. Kamperen
anno 2012.
Hij deinst een beetje terug.