woensdag 16 maart 2011

Private/ Public Hospital?


We stoppen voor de deur. Een man in uniform komt aangesneld om ons uit de auto te laten stappen. Een ander opent de grote entree deur naar een ruime hal waar piano muziek klinkt. Vervolgens wordt door de derde man gevraagd waarmee hij ons van dienst kan zijn. Hij begeleid ons naar de balie waar vier Thaise dames ons toeknikken. Paspoort hoeft niet meer te worden ingeleverd, de foto is al gemaakt en de persoonsgegevens hebben ze omdat het de vierde keer is dat we hier zijn deze maand. Eerst met mijn vader, toen met Morris, m’n moeder en nu met Farah.
Het is niet de incheck balie van een 5-sterren hotel. Het is de entree van Bangkok Hat Yai Hospital.

Ze huilt al niet meer door alle aandacht. Er wordt over haar blonde bol geaaid terwijl ik haar de EMERGENCY ROOM binnen breng. Ze mag gaan liggen. ‘What your name?’ ‘Farah’, zegt ze, met een engelse tongval. Haar witte school uniform is rood. Het is maar goed dat de juf mij meteen belde nadat ze op haar kin was gevallen. Slippery floor kan Farah nog niet lezen.

De zuster is lief en knap en maakt de wond schoon. Een tweede zuster bakert haar in een handdoek, net als toen ze pas geboren was. Ik spreek haar moed in en kijk weg als grote spuit richting de wond gaat. Farah heeft een doek over haar ogen. Haar gegil voel ik in mijn littekens. Ik zie sterretjes als de eerste van de vijf hechtingen wordt gezet. Ik kruip onder het gordijn door, ga zitten en hap naar lucht. Farah blijft schreeuwen, ik zeg dat dat mag. Het kost de zusters moeite haar in bedwang te houden. Haar hoofd is bezweet en rood aangelopen. Ze snikt. ‘Mama’. Het is voorbij.

Toen mijn vader een maand geleden werd binnen gebracht keek hij zijn ogen uit. ‘Wat hebben ze stevige benen’, zei hij. ‘Goed gespierd zul je bedoelen’, zei ik, kijkend naar de sexy legs van de verpleegster op hoge hakken. Hij mocht de nacht doorbrengen vanwege een nabloeding van getrokken kiezen. Vervelend, maar geen straf als je omringd wordt in een eigen kamer door lief glimlachende dames in strakke witte zustersuniformen.

We stoppen voor de deur. We stappen zelf uit. De hal is open, zonder airconditioning. Het zweet breekt ons uit. We zien een balie met glas ervoor en daarboven allerlei mededelingen in het Thais. Zouden we ons hier moeten melden? We kijken vragend om ons heen. De mensen in de wachtkamer staren en stoten elkaar aan. Falang, falang. Een vrouw pakt het paspoort van mijn vader en verdwijnt. De rij wordt langer en langer. Mensen verdringen zich om een nummer te trekken. Na een kwartier komt ze terug, met warempel, een ponsplaatje. We mogen plaatsnemen in de wachtzaal verder op.

Het is 7 uur ’s ochtends. Er zitten al zo’n 25  man. Allemaal staren ze naar mijn vader en mij. ‘Wat zijn ze stevig, die verpleegsters’, zegt mijn vader. Hij heeft gelijk. Hier geen slanke fotomodellen zoals in het andere ziekenhuis, maar brildragende, oudere, gezette dames. We zijn in het publieke Hatyai Hospital.
We kijken zo de kamer in van de cardioloog. Heel de wachtkamer is getuige van het onderzoek, en degene die dichtbij zitten kunnen ook nog eens verstaan wat er wordt gezegd.

De arts pikt ons eruit, we mogen voor. Het is bijna beschamend om buitenlander te zijn met andere privileges, maar ik ben opgelucht. Mijn vader voelt zich niet goed worden en moet naar buiten. We zien nog net een kakkerlak wegschieten.

Het consult kost 50 baht, iets meer dan een euro. In het Private Hospital betaal je 500 Baht. We krijgen medicijnen mee voor twee maanden, want ze zijn zo goedkoop dat het onzin is voor 3 weken te kopen. Welcome to Thailand.

Inmiddels zijn mijn ouders weer veilig in Nederland, mogen vrijdag bij Farah de hechtingen eruit en hopen we voorlopig niet meer vaste klant te zijn in één van de ziekenhuizen…