Nederland is leuk. De Pinda-achtbaan. De Dino in het Westerpark. Paardrijden. De midget-golfbaan. De Efteling. Het kasteel. Oh nee, dat was België.
Het veulen van opa dat naar hem vernoemd is. Logeren.
‘Ik snap het’, zeg ik. Zijn tranen zijn mijn tranen.
‘Wat gaan we er nou aan doen?’ vraag ik mijn zesjarige zoon.
‘Was Raffi maar mijn broer, dan zou hij nu hier zijn….’, snottert hij.
En dan, met weer wat licht in zijn ogen:
‘Ik ga een groot huis bouwen waar we allemaal in kunnen
wonen.’ zegt hij. ‘Al onze familie en vrienden uit Nederland én Australië.’
‘Dat wil ik ook’.
We ontkomen er niet aan om na zo’n goede vakantie, de
twee landen continu met elkaar te vergelijken. Eindelijk heeft vandaag
Nederland het gewonnen qua temperatuur.
‘Nederland is leuker, Australie is mooier, he mam?’
‘Ja, veel mooier’, zeg ik terwijl we buiten lopen en ik
me weer verbaas over hoe groen en groots het hier is.
Hij tuurt naar de wereldkaart die in de woonkamer hangt.
Het is het huwelijkskado dat met ons meereist. Rondom Australië is nog genoeg
plek. Hij weet dat stukken land zich verplaatsten.
‘Als Nederland nou eens naast Australië komt te liggen,
en dan maken we een brug ertussen!’
Morris is dol op de Harbour Bridge, dus zoiets zal het
wel worden. Misschien kan Rudi een booreiland regelen?
Inmiddels zijn we ruim twee weken verder en hebben we na
wat koorts, verkoudheden en hoestaanvallen, dankzij school, de draad weer opgepakt. Het is fijn te merken dat we hier ook zijn gemist. Bladeren
vallen van de bomen. Het is herfst hier. De dagen worden korter, maar er is
veel zon die we opslurpen.
We zitten met een
takeaway koffie op een bankje aan de baai van Bondi Beach. En inderdaad, we
zien de rug van de bultrug walvis. Heel dichtbij. Vlakbij waar de surfers in
het water liggen. Ik spring op. Krijg kippenvel in de zon. Wowwwww, wowww, kan
ik alleen maar zeggen. Wowwww!
Hij/ zij laat zich nog eens zien en nog eens en nog eens.
Ik probeer foto's te maken met mn iPhone. De staart komt omhoog en langzaam
glijdt het enorme beest de kust af. We volgen hem en lopen over de rotsen. Een man tuurt
door een verrekijker. Hij vertelt dat hij aan het zwemmen was toen het gevaarte
voorbij kwam. Zijn hart sloeg over, zei hij. Hij heeft een gelukzalige blik in zijn ogen. Net als wij.
Wát een begin van de dag.
Als Morris uit school komt vertel ik hem mijn nieuws. Hij kijkt verrukt.
Het is gaaf dat we hier wonen. Niks is voor altijd. Ik
ben blij.
Het is de tijd dat de walvissen naar het noorden trekken,
naar tropische gebieden om te paren en te kalveren. In november gaan ze weer
zuidwaarts naar Antarctica om goed te eten en te groeien. We hebben dus nog meer
kansen om ze te zien, deze was er vroeg bij.
‘Je hebt toch wel foto’s gemaakt, hè mam?’
Ik pak mn
telefoon en tik erop. Morris grist hem uit mijn handen.
‘Jaaaaaa!! Ik zie hem!!!’, zegt hij.
Hoe blij kun je worden bij het zien van een piepklein
zwart puntje. Alsof je naar een eerste echo kijkt. We omhelzen elkaar.